Sjaalman

In het tweede hoofdstuk van de Max Havelaar ontmoet Batavus Droogstoppel een oude schoolvriend van wie hij zich de naam niet meer kan herinneren en die hij Sjaalman noemt. Deze man heeft, ondanks het winterse weer, alleen een sjaal om en draagt geen jas – waarschijnlijk vanwege diens armoede.

 

In de hoop dat Droogstoppel hem behulpzaam zal zijn bij het vinden van een uitgever, bezorgt Sjaalman hem de volgende dag een pak geschriften.

 

Droogstoppel houdt niet van arme mensen en gaat niet op zoek naar een uitgever. Maar deze gebeurtenis zal voor hem wel de aanzet zijn tot het schrijven van het boek: Max Havelaar of de koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy.

 

Het pak van Sjaalman bevat een groot aantal artikelen, verhalen en gedichten. Van 147 artikelen somt Droogstoppel de titel op en hij neemt zich voor enkele van deze artikelen te gebruiken bij het schrijven van zijn boek dat over de koffiehandel moet gaan.

 

Het schrijfwerk wordt evenwel voor een groot gedeelte niet door Droogstoppel zelf gedaan maar door zijn Duitse stagiair, Stern. Deze slaat met het boek een geheel andere richting in, zeer tegen de zin van Droogstoppel. Stern ontleent aan het pak de gegevens om in de Max Havelaar de Lebakse kwestie te beschrijven waarin de werkelijke auteur van het boek, Eduard Douwes-Dekker, de tragische hoofdrol heeft gespeeld.

 

In de persoon van Sjaalman herkent de lezer achteraf de schrijver Douwes-Dekker die berooid is teruggekeerd na zijn echec op Java.

 

De Max Havelaar is te koop op sjaalman.nl.

 

Men kan het boek ook, in de editie van Annemarie Kets, online lezen op de DBNL. De lijst met titels uit het pak van Sjaalman staat in het vierde hoofdstuk, maar ook hieronder.

 

Het commentaar dat achter sommige titels tussen haakjes staat, is afkomstig van Droogstoppel.

 

 

Over het Sanskrit, als moeder van de germaansche taaltakken.

Over de strafbepalingen op kindermoord.

Over den oorsprong van den adel.

Over het verschil tusschen de begrippen: Oneindige tyd en: Eeuwigheid.

Over de kansrekening.

Over het boek van Job. (Ik vond nog iets over Job, maar dat waren verzen.)

Over proteïne in deathmospherische lucht.

Over de staatkunde van Rusland.

Over de klinkletters.

Over cellulaire gevangenissen.

Over de oude stellingen omtrent het: horror vacui.

Over de wenschelykheid der afschaffing van strafbepalingen op laster.

Over de oorzaken van den opstand der Nederlanders tegen Spanje, niet liggende in de begeerte naar godsdienstige of staatkundige vryheid.

Over het perpetuum mobile, de cirkelkwadratuur en den wortel van wortellooze getallen.

Over de zwaarte van het licht.

Over den achteruitgang der beschaving sedert het ontstaan des Christendoms. (Hè?)

Over de yslandsche Mythologie.

Over den Emile van Rousseau.

Over de Civiele Rechtsvordering in zaken van koophandel.

Over Sirius als middelpunt van een zonnestelsel.

Over Inkomende-Rechten als ondoeltreffend, onkiesch, onrechtvaardig en onzedelyk. (Daarvan had ik nooit iets gehoord.)

Over verzen als oudste taal. (Dat geloof ik niet.)

Over witte mieren.

Over het tegennatuurlyke van School-Inrichtingen.

Over de prostitutie in het huwelyk. (Dat is een schandelyk stuk.)

Over hydraulische onderwerpen in verband met de rystkultuur.

Over het schynbaar overwicht der westersche beschaving.

Over kadaster, registratie en zegel.

Over kinderboekjes, fabels en sprookjes. (Dit wil ik wel eens lezen, omdat hy op waarheid aandringt.)

Over bemiddeling in den handel. (Dit bevalt me volstrekt niet. Ik geloof dat hy de makelaars wil afschaffen. Maar ik heb het toch ter-zyde gelegd, omdat er een-en-ander in voorkomt, dat ik gebruiken kan voor myn boek.)

Over successierecht, een der beste belastingen.

Over de uitvinding der kuisheid. (Dit begryp ik niet.)

Over vermenigvuldiging. (Deze titel klinkt heel eenvoudig, maar er staat veel in dit stuk, waaraan ik vroeger niet gedacht had.)

Over zeker soort van geest der Franschen, een gevolg der armoede van hun taal. (Dit laat ik gelden. Geestigheid en armoede… hy kan het weten.)

Over het verband tusschen de romans van August Lafontaine en de tering. (Dit wil ik eens lezen, omdat er van dien Lafontaine boeken op zolder liggen. Maar hy zegt, dat de invloed zich eerst openbaart in het tweede geslacht. Myn grootvader las niet.)

Over de macht der Engelschen buiten Europa.

Over het Godsgericht in de middeleeuwen, en thans.

Over de rekenkunde by de Romeinen.

Over armoede aan poëzie by toonzetters.

Over pietistery, biologie en tafeldans.

Over besmettelyke ziekten.

Over den moorschen bouwtrant.

Over de kracht der vooroordeelen, blykbaar uit ziekten die door tocht veroorzaakt heeten te zyn. (Heb ik het niet gezegd, dat de lyst kurieus was?)

Over de duitsche eenheid.

Over de lengte op zee. (Ik denk dat op zee alles wel even lang zal wezen als op ’t land.)

Over de plichten van de Regeering omtrent publieke vermakelykheden.

Over de overeenstemming tusschen de schotsche en friesche talen.

Over prozodie.

Over de schoonheid der vrouwen te Nîmes en te Arles, met een onderzoek naar het stelsel van kolonizatie der Phoeniciërs.

Over landbouwkontrakten op Java.

Over het zuigvermogen van een nieuw-model pomp.

Over legitimiteit van dynastien.

Over de volksletterkunde in javaansche rhapsoden.

Over de nieuwe wyze van reven.

Over de perkussie, toegepast op handgranaten. (Dit stuk dateert van 1847, dus van vóór Orsini.)

Over het begrip van eer.

Over de apokriefe boeken.

Over de wetten van Solon, Lykurgus, Zoroaster en Confucius.

Over de ouderlyke macht.

Over Shakespeare als geschiedschryver.

Over de slaverny in Europa. (Wat hy hiermee bedoelt, begryp ik niet. Nu, zoo is er meer!)

Over schroefwatermolens.

Over het souverein recht van gratie.

Over de chemische bestanddeelen der ceylonsche kaneel.

Over de tucht op koopvaardyschepen.

Over de opiumpacht op Java.

Over de bepalingen omtrent het verkoopen van gif.

Over het doorgraven der landengte van Suez, en de gevolgen daarvan.

Over de betaling van landrenten in naturâ.

Over de koffikultuur te Menado. (Dit heb ik al genoemd.)

Over de scheuring van het romeinsche ryk.

Over de gemüthlichkeit der Duitschers.

Over de skandinavische Edda.

Over den plicht van Frankryk, om in den indischen Archipel zich een tegenwicht tegen Engeland te verschaffen. (Dit was in ’t fransch, ik weet niet waarom?)

Over het azyn maken.

Over de vereering van Schiller en Göthe in den duitschen middelstand.

Over de aanspraken van den mensch op geluk.

Over het recht van opstand by onderdrukking. (Dit was in ’t javaansch. Ik ben dien titel eerst later te weten gekomen.)

Over ministerieele verantwoordelykheid.

Over eenige punten in de krimineele rechtsvordering.

Over het recht van een volk, te eischen dat de opgebrachte belasting ten-zynen-behoeve worde aangewend. (Dat was weer in ’t javaansch.)

Over de dubbele a en de grieksche eta.

Over het bestaan van een onpersoonlyken God in de harten der menschen. (Een infame leugen!)

Over den styl.

Over een konstitutie voor het Ryk INSULINDE. (Ik heb nooit van dat Ryk gehoord.)

Over het gebrek aan ephelkustiek in onze taalregels.

Over pedanterie. (Ik geloof dat dit stuk met veel kennis van zaken geschreven is.)

Over de verplichting van Europa aan de Portugezen.

Over boschgeluiden.

Over brandbaarheid van water. (Ik denk dat hy sterk water bedoelt.)

Over de melkzee. (Ik heb daarvan nooit gehoord. Het schynt iets in de nabyheid van Banda te zyn.)

Over zieners en profeten.

Over elektriciteit als beweegkracht, zonder week yzer.

Over ebbe en vloed der beschaving.

Over epidemisch bederf in staathuishoudingen.

Over bevoorrechte Handelmaatschappyen. (Hierin komt een-en-ander voor, dat ik noodig heb voor myn boek.)

Over etymologie als hulpbron by ethnologische studien.

Over de vogelnestklippen aan de javasche Zuidkust.

Over de plaats waar de dag aanvangt. (Dit begryp ik niet.)

Over persoonlyke begrippen als maatstaf der verantwoordelykheid in de zedelyke wereld. (Bespottelyk! Hy zegt dat ieder zyn eigen rechter moet wezen. Waar zou dat heen?)

Over galanterie.

Over den versbouw der Hebreën.

Over de century of inventions van den Markies van Worcester.

Over de niet-etende bevolking van het eiland Rotti by Timor. (Het moet daar goedkoop leven zyn.)

Over het menschen-eten der Battah’s, en het koppensnellen der Alfoeren.

Over het wantrouwen op de publieke zedelykheid. (Hy wil, geloof ik, de slotenmakers afschaffen. Ik ben er tegen.)

Over ‘het recht’ en ‘de rechten’.

Over Béranger als wysgeer. (Dit begryp ik weer niet.)

Over den afkeer der Maleiers van den Javaan.

Over de onwaarde van het onderwys op de zoogenaamde hoogescholen.

Over den liefdeloozen geest onzer voorouders, blykbaar uit hun begrippen omtrent-God. (Alweer een goddeloos stuk!)

Over den samenhang der zintuigen. (’t Is waar, toen ik hem zag, rook ik rozenolie.)

Over den puntwortel van den koffiboom. (Dit heb ik ter-zy gelegd voor myn boek.)

Over gevoel, gevoeligheid, sensiblerie, empfindelei, enz.

Over het verwarren van Mythologie en Godsdienst.

Over de saguweer in de Molukken.

Over de toekomst van den nederlandschen handel. (Dit is eigenlyk ’t stuk dat me bewogen heeft, myn boek te schryven. Hy zegt dat er niet altyd zulke groote koffiveilingen zullen gehouden worden, en ik leef voor myn vak.)

Over Genesis. (Een infaam stuk!)

Over de geheime genootschappen der Chinezen.

Over het teekenen als natuurlyk schrift. (Hy zegt dat een pasgeboren kind teekenen kan!)

Over waarheid in poëzie. (Wel zeker!)

Over de impopulariteit der rystpelmolens op Java.

Over het verband tusschen poëzie en mathematische wetenschappen.

Over de Wajangs der Chinezen.

Over den prys van de Java-koffi. (Dit heb ik ter-zy gelegd.)

Over een europeesch muntstelsel.

Over besproejing van gemeene velden.

Over den invloed van de vermenging van rassen op den geest.

Over evenwicht in den handel. (Hy spreekt daarin van wissel-agio. Ik heb het ter-zy gelegd voor myn boek.)

Over het standhouden van aziatische gewoonten. (Hy beweert dat Jezus een tulband droeg.)

Over de denkbeelden van Malthus omtrent het cyfer der bevolking in verband met de onderhoudsmiddelen.

Over de oorspronkelyke bevolking van Amerika.

Over de havenhoofden te Batavia, Samarang en Soerabaja.

Over bouwkunde, als uitdrukking van denkbeelden.

Over de verhouding der europesche ambtenaren tot de Regenten op Java. (Hiervan komt een-en-ander in myn boek.)

Over het wonen in kelders, te Amsterdam.

Over de kracht der dwaling.

Over de werkeloosheid van een Opperwezen, by volmaakte natuurwetten.

Over het zoutmonopolie op Java.

Over de wormen in den sagopalm. (Die worden, zegt hy, gegeten… bah!)

Over de Spreuken, den Prediker, het Hooglied, en de pantoens der Javanen.

Over het jus primi occupantis.

Over de armoede der schilderkunst.

Over de onzedelykheid van het hengelen. (Wie heeft ooit daarvan gehoord?)

Over de misdaden der Europeërs buiten Europa.

Over de wapenen der zwakkere diersoorten.

Over het jus talionis.